Het openbaar vervoer in Nederland bestaat uit stadsvervoer, regionaal vervoer en spoorvervoer.
Bus
Het rijk wil dat alle bussen in het openbaar vervoer tegen 2020 schoon en zuinig zijn. De busnetwerken moeten ook gemakkelijk toegankelijk zijn voor mensen met een lichamelijke handicap.
Tram
Er rijden trams in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Ze zijn actief in deze grote steden omdat ze geschikt zijn voor het vervoer van grote aantallen passagiers. Een bus is voldoende voor minder passagiers.
Ondergronds (Metro)
Van de vier grote steden in Nederland hebben Amsterdam en Rotterdam een metrolijn. De metros werken in een gesloten systeem, dat niet kruist met normaal wegverkeer. Net als bij de bus en de tram zijn de provincies en stedelijke regios verantwoordelijk voor de veiligheid van de metro. Bovendien houdt de Inspectie Verkeer en Waterstaat toezicht op de veiligheid van de metrolijnen.
Regionale taxi
De regionale taxi is openbaar vervoer op aanvraag en biedt vervoer van deur tot deur. De regionale taxis gaan ook naar bestemmingen waar regulier openbaar vervoer dat niet doet. De prijs van regionale taxis ligt tussen het openbaar vervoer en reguliere taxis.
Licht rails
Lightrail ligt tussen de trein en tram. Lightrail reist over langere afstanden dan de tram maar langzamer dan de trein en stopt op meer plaatsen. Lightrail is daarom geschikt voor regionale routes, maar niet voor lange afstanden.
Trein
Het aantal reizigers dat de trein gebruikt, groeit. De overheid wil deze groei versnellen en het aantal treinen verhogen tot uiteindelijk zes intercitytreinen en zes sprinters per uur op de drukste routes. Uitbreiding van het spoorwegnet, betere reisinformatie en internet in de trein zouden de trein aantrekkelijker moeten maken als alternatief voor de auto.
Hogesnelheidslijn Zuid
De hogesnelheidslijn loopt tussen luchthaven Schiphol en Antwerpen. Het Nederlandse deel van de lijn heet de HSL-Zuid. Op deze route rijden hogesnelheidstreinen van Amsterdam naar de Belgische grens.