Het gebruik van biobrandstoffen - vloeibare of gasvormige brandstof voor gebruik in transport en geproduceerd uit biomassa - kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. De EU-richtlijn hernieuwbare energie stelt doelen om het gebruik van duurzaam geproduceerde biobrandstoffen te stimuleren en deze zijn door het Nederlandse parlement in nationale wetgeving geïmplementeerd.

Omdat biobrandstoffen wereldwijd worden geproduceerd en verhandeld, zijn internationale overeenkomsten van essentieel belang om duurzaamheid te waarborgen. Nederland is in het Global Bio-Energy Partnership vertegenwoordigd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

EU-richtlijn inzake hernieuwbare energie

In 2011 heeft het Nederlandse parlement de bepalingen van de EU-richtlijn hernieuwbare energie in nationale wetgeving opgenomen. De EU-richtlijn stelt ambitieuze doelen voor alle lidstaten om het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen inclusief biobrandstoffen te verhogen tot 20% tegen 2020, en in de transportsector tegen 10% tegen hetzelfde jaar.

Doelwit

Nederland zal de EU-richtlijn implementeren door het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen zoals biobrandstoffen, biogas en elektriciteit voor wegtransport geleidelijk te verhogen. Het doel is om vertrouwen te wekken dat biobrandstoffen een levensvatbare energiebron zijn en geleidelijk aan de EU-doelstelling van een aandeel van 10% biobrandstoffen in 2020 in de vervoerssector te halen.

Duurzaamheid criteria

Biobrandstoffen die moeten worden opgenomen om de doelstellingen voor hernieuwbare energie te halen, moeten voldoen aan de duurzaamheidscriteria van de EU-richtlijn voor de productie van biobrandstoffen en vloeibare biomassa. Duurzaam betekent dat de productie van biobrandstoffen de biodiversiteitrijke gebieden, primaire bossen, veengebieden respecteert en bijdraagt aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen.

Indirecte verandering in landgebruik

De richtlijn bevat duurzaamheidsaspecten waarvoor nog geen strikte eisen zijn. Een dergelijk aspect is het verminderen van de negatieve gevolgen van indirecte veranderingen in landgebruik. Nederland is proactief in de EU bij het ontwikkelen van maatregelen om deze negatieve effecten te verminderen.

Wereldwijde overeenkomsten

Veel biomassa wordt geproduceerd en gebruikt in landen buiten Nederland en er moeten internationale afspraken worden gemaakt over duurzame productie. Nederland werkt samen met andere landen aan het ontwikkelen van beleid voor duurzame productie van biobrandstoffen en vloeibare biomassa. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is lid van het Global Bio-Energy Partnership (GBEP). GBEP is een wereldwijde samenwerking van overheden, internationale organisaties en bedrijven om duurzaam gebruik van bio-energie te bevorderen.

In het Gleneagles actieplan (juli 2005) omvatte de G8 +5 (Brazilië, China, India, Mexico en Zuid-Afrika) de lancering van de GBEP ter ondersteuning van een bredere, kosteneffectievere inzet van biomassa en biobrandstoffen, met name in ontwikkelingslanden waar gebruik van biomassa is wijd verspreid. GBEP is sindsdien uitgebreid met andere landen, waaronder Nederland. GBEP heeft duurzaamheidsindicatoren ontwikkeld voor bio-energie voor nationaal vrijwillig gebruik. Momenteel worden deze indicatoren getest door verschillende GBEP-partners en wordt het gebruik ervan in andere landen gepromoot.

Artikelen

Topics

Klimaat, mileu en natuur

[ wgr ] Werk, Geld en Recht

[ wgr ] is een uitgave van Independing Media.

[ wgr ] gebruikt openbare nieuwsbronnen en afbeeldingen uit het publieke domein.

Redactie Keuze

Random Nieuws