Overheids- en privébedrijven betalen vennootschapsbelasting over hun winst. Er zijn speciale regels van toepassing op bedrijven die een belastinggroep vormen en op bedrijven die meer dan 5% van een ander bedrijf bezitten.

Wie betaalt vennootschapsbelasting?

Overheids- en privébedrijven moeten meestal vennootschapsbelasting betalen over hun winst. In bepaalde omstandigheden moeten stichtingen en verenigingen ook aangiften vennootschapsbelasting indienen.

Sommige rechtspersonen, zoals fiscale beleggingsinstellingen, betalen geen vennootschapsbelasting. De Belastingdienst kan ook bepaalde rechtspersonen die collectieve beleggingen doen vrijstellen van vennootschapsbelasting.

Natuurlijke personen (zoals zelfstandigen) betalen belasting over hun winst via hun aangifte inkomstenbelasting.

Vennootschapsbelastingtarieven

Het vennootschapsbelastingtarief is afhankelijk van het belastbare bedrag. Het belastbare bedrag is de belastbare winst in een jaar minus aftrekbare verliezen.

  • Als het belastbare bedrag lager is dan € 200.000, is het belastingtarief 20%.
  • Als het belastbare bedrag € 200.000 of hoger is, is het belastingtarief 25%.

Een verlaagd tarief is van toepassing op activiteiten die onder de innovatiebox vallen. De innovatiebox biedt belastingvermindering om innovatief onderzoek te stimuleren. Alle winsten uit innovatieve activiteiten worden tegen dit speciale tarief belast.

Belastinggroepen met dochterondernemingen

In principe betaalt elke onderneming haar eigen vennootschapsbelasting. Als een moedermaatschappij echter een belastinggroep vormt met een of meer van haar dochterondernemingen, zal de Belastingdienst de bedrijven op verzoek als één belastingplichtige behandelen.
Het belangrijkste voordeel van een belastinggroep is dat een verlies dat door een onderneming is geleden, kan worden afgetrokken van de winst die wordt behaald door andere bedrijven in de groep.

De oprichting van een belastinggroep is onderworpen aan bepaalde voorwaarden. De belangrijkste voorwaarde is dat de moedermaatschappij ten minste 95% van de aandelen in de dochteronderneming bezit. Bovendien moeten het moederbedrijf en de dochteronderneming:

  • hetzelfde boekjaar hebben;
  • dezelfde boekhoudprincipes toepassen;
  • gevestigd zijn in Nederland.

Vrijstelling voor substantiële deelnemingen

Dochterondernemingen verdelen hun winst aan hun moedermaatschappijen in de vorm van dividend. De substantiële deelnemingsvrijstelling stelt de moedermaatschappij vrij van het betalen van dividendbelasting. Dit voorkomt dat het binnen dezelfde groep bedrijven tweemaal wordt belast. De substantiële deelnemingsvrijstelling is alleen beschikbaar voor aandeelhouders die een belang van ten minste 5% in een bedrijf houden.

De vrijstelling is van toepassing op substantiële deelnemingen in ingezeten en niet-ingezeten vennootschappen. Het is een belangrijk kenmerk van het Nederlandse belastingregime. Omdat winsten niet tweemaal worden belast, kunnen dochterondernemingen buiten Nederland concurreren met lokale ondernemingen op gelijke voet. De substantiële deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing op deelnemingen in een beleggingsinstrument waarop een verlaagd belastingtarief van toepassing is.

Artikelen

Topics

Belastingen, uitkeringen en toeslagen

[ wgr ] Werk, Geld en Recht

[ wgr ] is een uitgave van Independing Media.

[ wgr ] gebruikt openbare nieuwsbronnen en afbeeldingen uit het publieke domein.

Redactie Keuze

Random Nieuws